STEADYNESS
Door Henk Slijkhuis
Als je aan jachthondenmensen vraagt wat belangrijk is bij een apporterende jachthond, dan heeft men het direct over apporteren en eigen initiatief van de hond. Zeker zijn dat zaken die belangrijk zijn. Een hond die niet het wild oppakt en bij je brengt, is als apporteur van weinig tot geen nut. Toch vind ik het vreemd dat die vraag maar zelden wordt beantwoord met “steadyness”, terwijl voor mij steadyness juist een basisvaardigheid hoort te zijn.
Wat wordt nu eigenlijk bedoeld met steadyness? Ga je in een Engels-Nederlands woordenboek het woord “steady” opzoeken, dan vind je daar onder andere: “stabiel, evenwichtig, onverstoorbaar”. Dat dekt aardig de lading. Een hond die steady is, zit of staat attent naast de voorjager en vraagt geen aandacht. Dus hij is stil en vertrekt niet voordat hij daartoe een opdracht heeft gekregen van zijn voorjager. Hij heeft dus zijn passie onder controle.
Waarom is de steadyness nou zo belangrijk? Deze vraag wil ik beantwoorden met een stelling: “Een hond die steady is, bevordert de weidelijkheid en de veiligheid tijdens een jacht”. Ik zal dit met een paar voorbeelden proberen uit te leggen.
Als eerste kunnen bij een hond die rustig op post zit twee maal zoveel ogen het veld inkijken; namelijk die van uw hond en die van u. Dat is een logisch gevolg van het feit dat u uw hond niet constant in de gaten hoeft te houden. U kunt erop vertrouwen dat uw hond niet inspringt en dus ook goed het veld observeert. Zo kunt u samen met uw hond de valplekken markeren. En een bekend gezegde is: “Twee paar ogen zien meer dan één”.
Een steady hond markeert beter; vooral als er meerdere stukken worden geschoten. Een hond die onrustig is, zal vaak gefixeerd blijven op het eerste stuk wat hij heeft zien vallen. Stel je de situatie voor waarbij enkele fazanten overkomen. De eerste wordt met een goed schot uit de lucht geplukt, de tweede zal het op een lopen zetten. Het is dus zaak om zo snel mogelijk uw hond op die tweede fazant te zetten. Immers die eerste kan zo geraapt worden, terwijl die zieke snel afstand zal nemen. Een onrustige hond zal, er van uitgaande dat hij niet is ingesprongen, zich moeilijker latten zetten op die tweede. En hoe meer tijd het kost om hem daar te krijgen, des te meer tijd krijgt die fazant om te ontsnappen, waarmee mogelijk onnodig lijden wordt veroorzaakt.
Inspringen van honden kan ook tot onveilige situaties leiden. Zo kreeg ik eens het trieste verhaal van een jager te horen, die zijn eigen hond had geschoten. Er was een haas voorbij gekomen, waarop zijn hond was ingesprongen. Alleen had de jager dat niet gezien, want hij mikte al op het haas en schoot. Zijn hond zat vlak achter het haas en kreeg de landing hagel. Gelukkig had deze het wel overleefd, maar het loopt ook wel eens anders af.
Daarom blijft het belangrijk bij de training van je hond te letten op steadyness. Een hond moet leren dat niet elk apport wat valt voor hem is. Haal daarom ook regelmatig zelf de dummy op. Als je in een groepje traint, kan je daar altijd het postgedrag bij betrekken. Bijvoorbeeld je traint met z'n vieren, ga dan bij apporteeroefeningen met z'n vieren op post staan. Zorg er wel voor dat een hond die inspringt geen succes kan krijgen. Anders wordt het foute gedrag beloond. Laat bijvoorbeeld de werper de dummy weghalen, indien de hond inspringt.
Ook bij het apport uit dichte dekking kan je met meerdere honden op post staan. Varieer ook met het inzetten van de honden; ga dus niet altijd van rechts naar links werken. Honden zijn gewoontedieren en kunnen hierop gaan anticiperen. Let er op hoe de hond zich op post gedraagt. Laat hij zich te erg horen, ga dan uit de linie en bouw het steeds wat langer op.
Ben je met je hond aan het wandelen en je ziet hazen in het veld, geeft het commando “zit” en laat je hond naar de hazen kijken. Houdt hem eventueel aangelijnd, zodat je zeker weet dat hij niet achter de hazen aankan. Sommigen laten hun hond wel achter het haas aangaan, met als argument dat de hond hem toch niet kan inhalen en daardoor vanzelf zal stoppen achter hazen te hetzen. Aan de andere kant kan het voor de hond belonend werken dat hij het haas wegjaagt en dan zal hij het juist blijven doen.
Op jacht zult u ook secuur moeten zijn op steadyness, want juist daar kunt u het getrainde zo weer verliezen. Als u daar de mogelijkheid hebt, vraag dan of u op een jacht met uw hond boventallig mee mag. Dus uw hond apporteert niets, maar leert om te gaan met de hectiek van een jacht. Wanneer de hond dat netjes doet, kun je hem aan het eind een keer uitsturen op een goed geraakt stuk. Zet hem nog niet in op een ziek geschoten haas, want dat kan juist het hetzen weer veroorzaken.
Is uw hond al ervaren op jacht en er wordt een haas ziek geschoten, laat hem dan ook alleen gaan op uw commando. Valt het apport op korte afstand van u, haal het dan zelf op.
Zoals ik al eerder zei bevordert een steady hond de weidelijkheid en veiligheid op een jacht. Maar ook voor u zelf is het prettig te weten dat uw hond netjes naast u blijft en wacht op uw commando. Dit g aat zeker op als u met twee honden gaat picker-uppen.
|